Tölzer Land: fietsgenieten tussen Alpen en Isar
Ingeklemd tussen de metropool München in het noorden en de Alpen in het zuiden ligt het Tölzer Land. Hier komt alles samen: rustige fietspaden, een schitterende natuur en gezellige stadjes. Precies die dingen waar veel fietsers naar op zoek zijn.
Hoe vaak ben ik er in m’n leven al niet langsgereden, onderweg naar de Alpen? Twintig keer? Dertig keer? In ieder geval té vaak, want als ik even ten zuiden van München de autobahn afdraai, beland ik geheel onverwacht in een bijna sprookjesachtig landschap. Glooiende heuvels, schattige dorpjes en in de verte de wit besneeuwde toppen van de Alpen. Waarom ben ik hier niet eerder geweest?
Het is half mei en m’n bestemming is Bad Tölz, een stadje in het Tölzer Land. Deze streek in Opper-Beieren omvat ruwweg het gebied dat ingeklemd ligt tussen de Alpen in het zuiden en de rivieren Loisach en Isar in het oosten en westen. Het fraaie landschap is gevormd in de laatste ijstijd, die duurde van ongeveer 70 duizend tot 15 duizend jaar geleden. Gedurende die millennia boetseerden ijs en smeltwater het landschap tot wat het nu is, met glooiende heuvels, prachtige meren en meanderende rivieren.
Ik blijf het fascinerend vinden, zo’n ijstijd. Niet te bevatten ook. Want wat moet je je voorstellen van een pakket ijs van meer dan 350 meter dik bóven Bad Tölz? En toch is dat precies wat er toen aan de hand was, zo zie ik in een van de zalen van het Stadtmuseum van Bad Tölz, dat ik op de tweede dag van m’n verblijf in het Tölzer Land bezoek.
Een aanrader, dat museum, zeker als je zoals ik al een dag gefietst hebt. De tentoongestelde collectie geeft namelijk context aan wat ik tijdens m’n tocht gezien heb. En dat is veel. Onze ronde op de eerste dag omvat tachtig kilometer. Vanuit startpunt Bad Tölz voert de route ons over fietspaden en rustig landwegen naar het zuiden. Eerst langs de oever van de Isar, later, vanaf Langeneck, langs een zijarm met de naam Jachen. De route is echt ongekend fraai. De zon legt een prachtige schittering op het kabbelende water van de rivier, de weides kleuren geel van de boter- en paardenbloemen en aan de bomen zitten nieuwe, frisgroene blaadjes. Mooier wordt het niet.
Wasser Radlwege
De ronde die we rijden maakt deel uit van een netwerk van lange-afstands-routes dat door heel Opper-Beieren voert. Wasser Radlwege worden ze genoemd, waterfietsroutes. Geen vreemde benaming als je bedenkt dat er verspreid over Opper-Beieren meer dan vijftig meren liggen. Het eerste dat ik tegenkom is de Walchensee, uitgestrekt en azuurblauw. En normaal gesproken ideaal zwemwater, maar nu even niet. Er waait namelijk een harde en koude wind uit de bergen naar beneden. Dat is fijn voor de windsurfers en wingers aan de overkant, maar ik sla – ondanks de zwemkleding in m’n fietstas – m’n beurt deze keer even over.
Het water staat trouwens opvallend laag. Is er hier net als in Nederland te weinig regen gevallen? Als ik de vraag stel aan Georg, de eigenaar van de waldschänke, de bosherberg waar we even wat eten, geeft hij een verrassend antwoord: “De beheerder van het meer heeft de waterstand verlaagd om de houten palen van de oude boothuizen die langs te oever staan te vervangen voor betonnen palen. Zo kunnen ze veel langer mee.“
Georg vertelt ook dat de Walchensee deel uitmaakt van een geavanceerd systeem om waterkracht om te zetten in stroom. Een systeem dat al dateert uit de jaren twintig van de vorige eeuw. De Walchensee dient daarbij als waterreservoir, de tweehonderd meter lager gelegen Kochelsee als opvangbekken. Je kunt de waterleidingen en turbinehuizen waarin de stroom wordt opgewekt goed zien als je de Kesselbergpas afrijdt, de pas die de Walchensee en de Kochelsee met elkaar verbindt. Vergeet dan niet om halverwege even te stoppen om van het fraaie uitzicht te genieten.
Fietsen door het veen
Na de Kochelsee voert de route ons de Loisach-Kochelsee Moore in, een beschermd veenlandschap aan weerszijden van de Loisach. Hier vindt je bedreigde soorten als de wulp, de watersnip en de ijsvogel. Vanwege het broedseizoen zijn niet alle paden open, maar ook langs de randen van dit uitgestrekte gebied valt er genoeg te genieten.
Overigens is niet het gehele moor zo ruig. Grote delen van het gebied zijn in de afgelopen eeuwen ontwatert en in cultuur gebracht, onder andere dankzij de inspanningen van de benedictijner monniken van klooster Benediktbeuern. De route komt er praktisch langs en het loont echt de moeite om er even te stoppen.
Na Benediktbeuern moeten de benen weer aan het werk. We zetten namelijk koers richting Bad Tölz. En om daar te komen moeten we een kleine honderd hoogtemeters overwinnen. Gelukkig is er een motortje onder me aan het werk, waardoor we uiteindelijk toch nog sneller dan verwacht Bad Tölz binnenrollen. In het park tegenover het oude Kurhaus zoeken we een mooi bankje in de schaduw. Zo, even bijkomen. En dan kunnen we gelijk even kijken wat we morgen gaan doen? Een dagje door de altstadt struinen? Of toch de route naar de langs de Starnberger See rijden, die ik al in mijn gps heb gezet? Er is hier nog genoeg te zien en te ontdekken, dat is zeker.
Tekst: Simone Nagel Foto’s: Arjan Kruik
Verder lezen?
Lees het vervolg van Simone’s verhaal in FietsActief 6. Nu in de winkel, of bestel ‘em hier online
Reacties